Door samen te spelen leren we rekening met elkaar te houden. Ook maken we al spelend iets wat we meegemaakt hebben tot iets van onszelf. Dat doen we op verschillende manieren:

  • Door stamgroepleider of kinderen geleide spelen in de schoolwoonkamer, het speellokaal, het gymnastieklokaal, het schoolplein, de sportvelden en de schoolomgeving; sommige spelen kunnen ook gerekend worden onder bewegingsonderwijs en sport, andere onder dramatische vorming (toneelspel, poppenspel, etc.);
  • Door kinderen ondernomen spelen, hieronder worden ook fantasie- en verbeeldingsspelen gerekend;
  • Gezelschapsspelen;
  • Computerspelen.

Het begrip “spel” heeft een grotere reikwijdte dan het beoefenen van spelen. Het gaat dan ook om het speelse element dat in alle activiteiten kan huizen. Expliciet komt “spel” in onze school tijdens de volgende onderdelen van het ritmisch weekplan aan de orde:

  • Tijdens kringen; als afwisseling tussendoor, of als aparte Spelkring;
  • Tijdens bewegingsonderwijs;
  • Tijdens alle pauzes ’s morgens en tussen de middag;
  • Tijdens vrije keuzeperioden.

Alle spelvormen bieden rijke ontwikkelingskansen. De momenten voor ontmoeting en interactie komen in spelsituaties op een natuurlijke en intense manier voortdurend aan de orde en ieder van die momenten levert, vooral in een heterogene groep, leermomenten op die verschillende leerdoelen realiseren.